Over afscheid nemen, vertrouwen en wild blijven dromen

Wat begon als een gesprek tussen artistiek leider Simone en oprichter Henk groeide uit tot een persoonlijke en ontroerende briefwisseling. In hun brieven blikken ze terug op het ontstaan en de ontwikkeling van Over het IJ Festival, delen ze hun twijfels, drijfveren en verdriet, en zoeken ze samen naar betekenis en voortbestaan. Een intiem document over passie voor locatietheater, het belang van doorgeven, en de kracht van kunst in een veranderende wereld.

Beste Henk,

Ik schrijf je deze eerste brief op vrijdag 20 december rond 6 uur in de ochtend. Ik was vroeg wakker, - om 4 uur al -, zoals al meer nachten deze week. Verandering en stress maken mij onrustig, vooral als die verandering zoveel invloed heeft op de mensen die erbij betrokken zijn, vooral als iets gewoonweg niet te bevatten is. Het is vandaag de laatste werkdag voor Over het IJ Festival en de laatste week dat het voltallige team er was en het besef daalt nu pas echt keihard bij mij binnen: Over het IJ Festival gaat stoppen.

Wat was het bijzonder om 2 weken geleden al jouw verhalen te horen over de eerste jaren van Over het IJ Festival en hoe jij het hebt opgezet.
Het raakte me met hoeveel vuur jij na 32 jaar nog spreekt over hoe dit was voor jou.
Hoe je alle brochures en krantenknipsels uitspreidde over de tafel en ik daar een jonge en brutale Henk op een foto zag, en makers en gezelschappen die ik herkende. Waaronder Dogtroep met Noordwesterwals, mijn eerste kennismaking met het festival, in jouw eerste echte festivaleditie. De verbinding tussen ons twee en mijzelf met het festival startte hier.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik het ook spannend vond om jou weer te zien. Natuurlijk wist ik al wel wat van het vuur en de energie waarmee jij het festival maakte, (en alle mensen na jou) en ik kan niet ontkennen dat ik niet iets van schuldgevoel voelde naar jou toe, en naar alle directieleden/ team en makers van het festival na en voor jou. Omdat het mij niet gelukt is het festival te behouden. Hoe hard ik dit ook geprobeerd heb, samen met Mick, samen met ons team en bestuur.
Het vuur dat en de energie die ik bij jou zag herken ik echter van alle kanten, dat is onverminderd ook bij mij aanwezig geweest.

Hoe bouw je een festival? Heb ik mezelf de afgelopen 10 jaar dat ik intensief bij Over het IJ Festival betrokken was, vaak afgevraagd. En dan niet zomaar de praktische kant hiervan, maar de vraag; hoe kan het festival echt landen in Noord, niet zomaar even langskomen één keer per jaar, maar verbonden zijn met Noord en vervolgende met de rest van de stad, het land en de wereld. Hoe verhoud je je oprecht tot je omgeving?
De start van het festival was zoals je twee weken geleden vertelde en zoals men dat zo zegt “van bovenaf een opdracht”, een - wat ik altijd dacht -, wat ouderwetse gedachte van cultuur brengen. Ik heb pas tijdens ons afspraak echt begrepen hoe die opdracht voor jou als rasechte Noordeling de kans was om Noord een cadeau te geven waarvan jij van “onderop”, én “van binnenuit” wist dat er nood aan was.

Hoe wist jij dat eigenlijk zo goed? Wanneer begon het festival eigenlijk al voor jou? (Toen jij als kind naar jouw ouders keek bij de amateurtheatervereniging? Of kan je een ander specifiek moment benoemen?)

Ik geef hierboven meteen iets aan wat altijd een onderwerp is geweest dat wij open wilden leggen bij Over het IJ,- een van de manieren waarop wij we verhielden tot onze context- : enerzijds de veranderingen in Noord, de gentrificatie, en daarmee ook verbonden het steeds terugkerende gesprek over het “wij en zij gevoel”; oude en nieuwe bewoners; overheid/ Gemeente versus bewoners en wat goed of slecht voor wie is.

Hoe herken jij dit van vroeger? Speelde dit voor jou ook in jouw festivaljaren?

Ik hoopte door ons gesprek ook iets meer te weten te komen over de inhoudelijke drijfveren van het festival en van jou persoonlijk om dit op te zetten. Tijdens ons gesprek raakte het me dat het zo voelbaar was dat jij aan het begin stond van een geschiedenis van locatietheater in de stedelijke context en ik nu aan het eind hiervan en de beweging die zich in deze periode ontvouwde; van groot spektakel en entertainment door grote namen, naar kleiner werk van maatschappelijk geëngageerde makers, en een focus op talentontwikkeling en nieuwe makers. De kracht van verbeelding in de stedelijke openbare ruimte is echter nog steeds de schakel die de tijd van 32 jaar verbindt.

Ik denk aan al die lagen die Over de NDSM-werf, Noord en zelfs een tijdje over locaties aan de oevers van het IJ van de centrumkant, heen zijn gelegd. Al die nieuwe perspectieven en inzichten die dat gaf. Hoe ikzelf niet meer voorbij kan lopen aan sommige plekken zonder aan die ene voorstelling of dat ene voor mij nieuwe verhaal over die plek te denken. En hoe dat voor heel veel mensen ook zo is. En dat dit iets is wat hopelijk nog lang na echoot in al die hoofden. (Bovenaan in mijn hoofd nu EILAND van Collectief Walden, FC Bergman op de load out, DEGASTEN in het zwembad bij Cordaan, Karlijn Kistemaker als Wijkmaker in de nog te bouwen Buiksloterham, Candyland van Alexandra Broeder, In order of Disappearance van Bart van De Woestijne, Iemand komt van Binnen van Marte Boneschansker, Verdedig Noord van Massih Hutak, Longing to cross the horizons van Hilda Moucharrafieh, Vrouwen die Bouwen van LIPS&KNOBEL. Maar de lijst is oneindig van makers die pril bij ons startten en door de jaren heen doorgroeiden in ons programma.)

Henk, welke voorstelling echoot het meest na bij jou uit jouw jaren Over het IJ?

Nog een verandering waar ik nu aan denk; het specifieke van locaties; waar Noord in het verleden binnen voorstellingen door makers vaak in historisch opzicht verwerkt werd, of “slechts” als een mooi decor, zijn de makers van nu, en de afgelopen jaren, steeds meer aan de slag gegaan vanuit de vraag wat de betekenis van een locatie kan zijn in het licht van politieke en maatschappelijke waarden en het bieden van een nieuw toekomstperspectief aan het publiek, of een voorstel hiertoe. Een uitnodiging voor makers en publiek om anders te denken, is wat we de afgelopen periode graag boden. In een tijd waarin de wereld in brand staat kon Over het IJ niet anders. Zoals we het al zeiden in een van onze persberichten: “De ruimte voor verbeelding is het begin van hoe we samen de crisis in de wereld aan kunnen gaan. Verbeelding is het begin van de hoop dat verandering mogelijk is.” Waar kan dat anders dan op een locatie midden in de wereld, nabij de mensen waar het over gaat. Waar je heel direct iets kan veroorzaken, of bewegen.

Een laatste ding - voor deze eerste brief - wat me raakte aan ons gesprek is dat jij zei; al vanaf het begin van het oprichten van het festival was het trekken en sleuren om het festival overeind te houden. 32 jaar lang is het met vallen en opstaan, groeien en krimpen, bouwen en nu zelfs afbouwen, één doorgaande uitdaging geweest om Over het IJ Festival overeind te houden. Ikzelf heb dat de afgelopen 10 jaar als geen ander gevoeld.
Over het IJ werkte altijd met te lage budgetten, maar met grote volle harten voor de makers en het publiek. Er werd door ons altijd zo goed mogelijk gezorgd voor de makers. We kozen voor makers, ze konden doorgroeien in onze programma's en ook daar weer uit, we gaven ze een begeleidingsbedding, deelden al onze kennis en boterhammen, met een onverminderd groot verantwoordelijkheidsgevoel voor talentontwikkeling en de ontwikkeling van het locatietheater. We reageerden altijd op ontwikkelingen in de wereld en het veld, op de gaten die elders in het ecosysteem van talentonwikkeling vielen, gaven daarbinnen alle ruimte voor onderzoek en experiment, voor de makers én voor onszelf. We vonden onszelf ook steeds opnieuw uit. Om relevant te blijven, om in de tijd te kunnen blijven passen.

Dat dit nu niet meer kan door ons, maakt mij intens verdrietig. Dat je betekenis je wordt afgenomen, je urgentie van bestaan, is voor mij iets ondenkbaars. En terwijl ik dit zeg denk ik aan al die mensen die in landen wonen, of weggevlucht zijn uit landen, waar dit aan de orde van de dag is. Ik ben me er zeer van bewust dat ik spreek vanuit een geprivilegieerde positie en hoe relatief en onbelangrijk dat de positie waarin wij ons bevinden ook weer maakt. Maar ik wil wel aangeven hoe erg het is als je voelt en hoort en ziet dat er nog zo veel meer makers zijn waar we voor hadden kunnen uitmaken en zoveel meer publiek dat meer had willen meemaken bij ons. Er had zoveel meer tijd kunnen zijn om betekenis te genereren zoals wij het voor ogen hadden om b.v. dit soort feiten of inzichten juist de ruimte te bieden.

Vandaag is de laatste werkdag van het jaar én de laatste dag waarop ons hele trouwe, wijze en sterke team er is. Ook zij kunnen niet meer blijven. Wat een verdriet om hen te moeten missen, om zoveel kennis van locatietheater weg te zien sijpelen, om onze IJ-familie uit elkaar te zien vallen, onze vrollega's (vrienden en collega's).
We trekken vandaag samen onze opslag leeg. Andere makers en organisaties nemen dingen over. Het is fijn dat de spullen een nieuw leven krijgen en ook; het zijn maar spullen, maar het doet ook intens pijn dat je daar letterlijk ziet hoe je huis wordt afgebroken.

Ik ga nu drie weken mijn best doen om bij te komen van dit alles, om dan weer met vernieuwde moed en energie aan de slag te gaan richting ons Over het IJnd feest en ons plan om toch iets van ons erfgoed door te kunnen blijven geven. Daarover meer in mijn volgende brief.

Ik ben benieuwd hoe jij je nu voelt na ons gesprek.

Hele fijne feestdagen voor jou en je geliefden,

Simone

Groningen 23 december 2024, Middelburg 14 januari 2025

Beste Simone,
Dank voor jouw uitvoerige brief. Hoewel ik weet dat ik mijn antwoord niet in 1 keer zal schrijven begin ik er toch maar aan.

Met ontroering las ik jouw brief. Tijdens een korte vakantie in de stad Groningen dicht bij onze zoon Aris die wij veel te weinig zien. Hij werd op 8 september 1996 geboren, kort na mijn laatste Over het IJ Festival in 1996. Hoewel hij het festival niet heeft gekend is hij onlosmakelijk verbonden aan het festival. Zijn komst was niet zo vanzelfsprekend. Toen mijn vrouw hoogzwanger was tijdens de editie van het festival in 1996 kon mijn geluk niet op.

Bij de 20ste editie van het festival vroeg de toenmalige directeur Lode van Piggelen mij om het festival te openen. Uiteraard ging Aris mee en kon ik hem nog eens in alle geuren en kleuren over de beginjaren van het festival vertellen.

Je begint met jouw brief dat jij erg vroeg opstaat in de dagen tot 13 december jl. Dat heeft, zoals jij aangeeft, vooral te maken met verandering en stress. Het besef dat het Over het IJ Festival stopt dringt door. Ik kan mij dat goed voorstellen. Het is eerlijk gezegd niet te bevaVen. In feite door één pennenstreek verdwijnt een festival dat zich in 32 jaar met vallen en opstaan heeft bewezen. Soms een festival in de periferie, dan weer uitbundig aanwezig.

Tijdens onze zeer preXge ontmoeting/gesprek met jou en het team op dinsdag 10 december jl. besefte ik des te meer de waarde van het festival. Een tas vol krantenknipsels en festivalprogramma's brachten mij terug naar dat desolate NDSM-terrein begin jaren 90 vorige eeuw. Verbaasd was ik om bij jullie de veerkracht en de strijdvaardige houding te zien en te horen. Eerlijk gezegd alsof er niets aan de hand was. Wat natuurlijk wel zo is. Het is bijna onbegrijpelijk dat ondanks de oprukkende stedelijke bebouwing al die jaren het festival fier overeind bleef. Dat kon alleen maar door mensen die met passie en vol overtuiging het festival elk jaar weer invulden. Mensen die wars van eigen gewin met beperkte middelen Amsterdam en speciaal Noord 'een feestje gaven'. Een feestje welke met zijn tijd meeging. Het bleef niet hangen in spektakel en grote namen maar ontving met open armen jonge kunstenaars. Schrijvers, acteurs, vormgevers, muzikanten en zoveel anderen. Misschien is dat wel de grootste verdienste van het festival in 32 jaar. Door mee te gaan met een veranderende samenleving transformeerde het festival zich van louter een publieksfestival naar een makersfestival.

Jij zegt in jouw brief dat je het spannend vond om mij te zien. Mede om een schuldgevoel dat het niet gelukt was om het festival te behouden. Jij/jullie moeten geen schuldgevoel hebben. Het zijn diegenen die om 4 uur in de ochtend wakker moeten worden en zich diepongelukkig voelen omdat zij, met wellicht vooringenomen overwegingen, een einde aan een sprankelend festival hebben gemaakt.

Het festival was inderdaad 'van bovenaf' vanuit een overheidsopdracht ontstaan in 1993. Ik had daar geen moeite mee. Het was een opdracht 'zonder inhoud'. In feite 'van hier heb je geld maak er iets moois van' . Het was een soort van startgeld. Maar voor mij ook een uitdaging. Ik wist dat ik met het beschikbare bedrag van fl 50.000 geen spraakmakend festival kon bouwen. Dus ik trok mijn beste pak aan en ging de boer op. Langs de VSBbank waar ik zeer snel kreeg te horen dat ook zij fl 50.000 gaven. Geen formulieren, projectplannen en uitgebreide begroting. Gewoon een fijn gesprek. Het was voor mij een kans om het eenmalige cadeau welke ik in 1992 aan het 70 jarige Tuindorp Oostzaan had gegeven (de voorstelling l'Ascension du Mandarin van Dogtroep) om te zeVen naar een structureel culturele gebeurtenis elk jaar. Jij vroeg in jouw brief wanneer het festival voor mij begon, jij opperde wellicht bij het moment dat ik als 10 jarig jongetje naar de (amateur) toneelverrichtingen van mijn vader in het toenmalige openluchVheater ging. Natuurlijk speelde dat ook een rol. Maar de echte aanleiding om gretig op het voorstel van de Deelraad Noord in te gaan was gelegen in het feit dat ik mij wilde afzeVen tegen de arrogante houding van het kunst-en cultuur establishment in Amsterdam Centrum. Voor het Over het IJ festival was ik vanaf 1987 coördinator van het Cleynteater in Amsterdam Noord. Bijzondere jeugdtheater, dans en toneelvoorstellingen programmeerde ik in dat theater. Ook nam ik het initiatief tot een dansfestival; festival Dans over het IJ. Ik haalde (internationale) dansgezelschappen naar Noord. Op een dag kreeg ik een telefoontje van iemand uit het Shaffytheater : 'Hoe ik het in mijn hoofd haalde om gerenommeerde dansgezelschappen in Noord te programmeren'. Ik kreeg dergelijke opmerkingen vaker ook t.a.v. Vlaamse jeugdtheatervoorstellingen. Dergelijke opmerkingen maakte mij alleen maar strijdbaarder en ik zag het als mijn missie om goede kwalitatieve voorstellingen voor de bewoners van Noord te programmeren. De uitdaging van een groot buitentheater festival was dan eigenlijk ook een dikke vinger naar de voor mij 'betweters'. Het wij/zij gevoel (wat jij in een geheel andere context in jouw brief beschrijft) speelde toen sterk. Noord was waar de asocialen woonden, waar vroeger het galgenveld was en waar je niet dood gevonden wilde worden. Ik was niet uit op polarisatie maar wilde iedereen laten zien dat Noord potentie had. Dat grote theatergezelschappen juist in Noord wilden spelen (wat dus eigenlijk begon met Dogtroep in 1992). Ik wilde natuurlijk ook laten zien dat wij in Noord niet anankelijk waren van 'de overkant'.

De 'Noordse' gemeenschap was in mijn ogen hecht. Hardwerkende arbeiders in de scheepsbouw. In optocht achter Harmoniekorps Tuindorp Oostzaan naar een tewaterlating van een groot schip op het NDSM-terrein. Er was geen wij/zij. De gereformeerden woonden, werkten en speelden samen met de 'rooien'. De rood/wit/blauw vlaggen op Koninginnedag 30 april werden een dag later vervangen door de 1 mei rode vlaggen. De enorme opkomst van bewoners uit Noord bij de Dogtroep voorstelling in Tuindorp Oostzaan zag ik in 1994 en 1995 terug bij Noordwester Wals van Dogtroep (meer dan 60.000 personen bezochten deze voorstelling). Maatschappelijk engagement was zijdelings aanwezig (voormalige werknemers van de NDSM speelden mee in de voorstelling) en jonge spelers deden mee vanuit overtuiging/passie. Het woord talentontwikkeling stond niet in project/beleidsplannen. Het is bijzonder hoe in een relatief korte tijd (30 jaar) de intrinsieke waarde van voorstellingen, kunstenaars, acteurs en andere personen is veranderd. Uiteraard ook bij mijzelf. Ik werd mij steeds meer bewust van de sociaal maatschappelijk omgeving en handelde daar dan ook naar in de wijze waarop ik verantwoordelijk was voor festivals na het Over het IJ Festival (Karavaan en Zeeland Nazomerfestival).

Je zou kunnen zeggen dat het bewust zijn van je omgeving, de maatschappelijke betrokkenheid en de unieke waarde van elk mens in feite is begonnen bij het Over het IJ Festival. Vandaaruit ben ik verder gegaan, de wereld in. En wanneer ik dan weer terugkwam bij een voorstelling in het festival zag ik ook daar de verandering. Geen groot spektakel maar soms prachtige en ontroerende intieme projecten. Vaak onbekende kunstenaars die, met eenzelfde passie als makers in de vorige eeuw, bijzondere voorstellingen creëerden. Alleen de inhoud was anders dan in de beginjaren van het Over het IJ Festival. Ik genoot daarvan en zag hoe een festival mee ging in wereldse, landelijke, stedelijke, persoonlijke ontwikkelingen en veranderingen.
In een volgende brief zal ik ingaan op de stress (ook bij mij) welke ik in de beginjaren van het festival had en de voorstelling die bij mij nog streeds naechoot.

Een lieve groet,
Henk

Beste Henk,

Dankjewel voor jouw mooie antwoord op mijn brief!

Het is alweer 2 weken later dan ik eigenlijk wilde reageren. De tijd tikte opeens snel weg, doordat ik vorige week een workshop positionering gaf op de HKU (Master of Scenography) aan een nieuwe generatie makers, vanuit het doel hen inzicht te bieden in een zachte landing in het theaterveld. Makers die staan te springen om hun werk en makerschap te ontwikkelen en presenteren op plekken als Over het IJ. Het was even slikken dat ik ze voor het eerst niet ruimhartig kon uitnodigen om met hun plannen naar Over het IJ te komen, en dat er daarnaast ook minder plekken zijn om hen naar door te verwijzen. Je zou er bijna cynisch van worden. Maar dat zit niet in me.
Hun artistieke plannen, en tomeloze energie om het theaterveld te bestormen deden me juist de kracht van kunst weer ten volle beseffen en opnieuw de artistieke potentie, veerkracht en weerbarstigheid van het (toekomstige) veld voelen. Wat me opviel was dat deze studenten een groot gevoel van solidariteit en hang naar collectiviteit en zelforganisatie toonden. Als we het niet bij een organisatie kunnen doen, dan organiseren we ons wel zelf, leken ze te roepen. Waar de overheid de handen ervan af trekt ontstaat zelforganisatie. Hoe duurzaam dit uiteindelijk is als er niet ook andere manieren van financiering ontstaan zal de tijd uitwijzen.

Ook ik zoek nu naar een ander vorm van organiseren, waarin ik iets vast kan blijven houden en doorgeven van de kennis van werken binnen locatietheater, talentontwikkeling en van het culturele veld en om deze kennis genereus te kunnen blijven delen. Omdat er hoe dan ook vraag naar is - dat bewees de workshop op de HKU opnieuw, naast de vele makers die aan blijven kloppen met allerhande vragen over starten en vestiging in het veld. Omdat het dus zinnig is en ik me nog steeds verantwoordelijk voel voor het veld en de nieuwe generatie makers. Net zoals Over het IJ dat de afgelopen jaren deed door vele nieuwe makers een springplank te geven naar het werkveld. We reageerden altijd op het veld en de vraag van makers, en ontwikkelden programma's waarmee we daarop inspeelden, van Over het IJ LAB tot Nieuwe Makers Programma, Atelier tot Stadskunstenaarsprogramma.

Iedereen moet ooit ergens beginnen en kan daarin goed ambassadeurs of wegbereiders gebruiken, ik heb die ook gehad. Binnen Over het IJ waren daarin belangrijk voor mij: Lode, Esther, Maaike en qua wegbereiders voor het festival natuurlijk ook onmisbaar vooraf aan hen Egbert, en natuurlijk jij Henk, zonder jou was Over het IJ nooit begonnen. Ikzelf kreeg de kans om binnen Over het IJ door te groeien van dramaturg/ programmeur naar artistiek directeur. Wie waren jouw ambassadeurs of leermeesters Henk? Hoe begon jij ooit? Ikzelf blijf er nu graag zorg voor dragen dat anderen een zachte landing in het werkveld maken en hou mijn ambassadeursrol voor de nieuwe generatie zo goed mogelijk vast binnen een nieuw op te zetten ontwikkel & adviesplatform voor locatietheater. Hierbinnen kan ik een belangrijke kern vasthouden van ons immateriële erfgoed: talentontwikkeling, het (faciliteren van) werk op locatie in de stedelijke context en het blijven delen van alle kennis en expertise van en met het theaterveld.

Hoe eindig je, na 32 jaar theaterfestival? Hoe neem je afscheid? Zo dus; dit is mijn manier van afscheid nemen van Over het IJ, ik laat iets groots achter, maar neem ook iets mee de toekomst in, omdat ik erin geloof dat - hoe het nieuwe platform ook gaat heten - het iets uit kan maken, er iets doorgegeven kan worden en dat dat nodig is, dat daar vraag naar is - juist in deze tijd. Wat mij troost is dat de vele makers die bij ons hun werk ontwikkelden en presenteerden ongetwijfeld ook iets van het IJ-DNA meenemen en dit weer verder zullen doorgeven aan anderen.
Niks was Over het IJ te gek – shout out naar ons (oud) team. We hielpen de makers groot te dromen en dat ook daadwerkelijk te realiseren. Het was altijd; okay tof JA, ik ga kijken wat kan. Alles altijd een “uitdaging” i.p.v. “een probleem”. Deze bedding deed iets met de organisatie en het deed iets met de makers; ze durfden vrij te zoeken en te experimenteren, onderuit te gaan en weer opnieuw te beginnen, om vervolgens de mooiste pareltjes neer te zetten. En dat deed weer iets met het publiek.

Van het tomeloze out of the box denken, van Zeecontainer naar Unboxed of Stadkunstenaar, van Y-helling naar Buikslotermeerplein, van het buffelen in de wind en de regen en met de zon op je kop en toch steeds weer opnieuw en opnieuw maken en tonen en in gesprek gaan met het publiek, en vloeken en huilen en lachen en je vasthouden aan die onuitputtelijke kracht van de verbeelding die de wereld een stukje mooier maakt, of net in een ander daglicht toont. Al is het maar voor even, al is het maar 32 jaar, al zetten we nu de tijd even stop, de klok zal straks weer doortikken en de makers zullen maken, hoe dan ook. Ook zonder ons. En als je goed kijkt zie je kleine glimpjes in hun werk, iets glanzends van wat Over het IJ ooit was. Ik zie er naar uit.

En jij, wat neem jij mee van Over het IJ Henk?

Liefs Simone

Amstelveen, 6 februari 2025

Lieve Simone,

Dank weer voor jouw oprechte en uitvoerige brief.

Ik schrijf deze brief vanuit mijn hotelkamer in Amstelveen. Eigenlijk onverwachts en niet gepland werd ik in de zomer van 2024 benaderd door de directeur van festival Tweetakt in Utrecht met de vraag of ik interim zakelijk leider van het festival wilde worden. Mede door andere functies ben ik daarom regelmatig een aantal dagen in Amsterdam. Mijn huidige rol als zakelijk manager en de wijze waarop ik functioneer is, wanneer ik het goed beschouw, ingegeven door mijn ervaringen bij het Over het IJ festival. En niet alleen in mijn huidige functie. Ook mijn functies als artistiek leider bij festival Karavaan en algemeen directeur/bestuurder bij Theaterproductiehuis Zeelandia/Zeeland Nazomerfestival zijn 'bepaald' door mijn eerste ervaringen als verantwoordelijke bij Over het IJ festival. Hoewel het een relatief korte periode was (4 festivals) heeft het mij gevormd en heeft het mijn visie op kunst-en cultuur, en de wijze waarop je de uitingen hiervan kan 'uitdragen', bepaald.

Zeker in de vorige eeuw had je geen gerichte opleiding/cursussen voor het leiden van een festival. Zelf had ik na mijn opleiding aan de sociale academie een 2-jarige opleiding hoger management voor non profit organisaties gedaan. Maar deze was (uiteraard) niet specifiek gericht op festivals. De jaren van het Over het IJ festival hebben mij in feite alle tools voor het organiseren, improviseren en leiden van een culturele organisatie geleerd. Lef en enthousiasme maar ook ontreddering en teleurstelling zijn de competenties welken ik vanuit die jaren heb meegenomen. Maar ook ongetemde vreugde tegenover intense verdriet. De vreugde die ik ervaarde bij de geweldige prestaties van de makers en applaus van het publiek. Het verdriet wat ik had bij een acute hernia en ziekenhuisopname tijdens het festival in 1994. Het had mij echter gesterkt in al die jaren daarna.

Het is zo mooi hoe jij beschrijft dat je aankomende getalenteerde makers, nu nog studenten, inspireert en hen in feite voorbereid op de 'harde' wereld van de podiumkunsten. Jij zegt 'een zachte landing in het theaterveld'. Die zachte landing is het mijns inziens absoluut niet. Er is niet eens een landing, want waar moeten ze naar toe nu zoveel plekken verdwijnen waar aankomende makers kunnen experimenteren en bouwen. Misschien hebben zij dat niet nodig en zijn de conventionele en traditionele podia en festivals iets van voorbijgaande aard. Je geeft in dezelfde alinea en ook daarna namelijk aan dat zij 'een groot gevoel van solidariteit en hang naar collectiviteit en zelforganisatie toonden'. Ik ben ervan overtuigd dat zij hun creatieve uitingen zullen tentoonspreiden nu en in de verre toekomst. Wij kunnen de 'leermeesters' voor hen zijn. Zoals je in jouw brief aangeeft 'het doorgeven van kennis en werken binnen locatietheater, talentontwikkeling en van het culturele veld en om deze kennis genereus te kunnen blijven delen'. Het staat tussen de regels; jouw passie voor het vak maar zeker ook de passie om jouw expertise door te geven. Dat is iets waar je trots op kan en mag zijn. Zonder eigen gewin jouw kennis doorgeven en anderen inspireren.

Je vroeg mij wie mijn ambassadeurs/leermeesters waren. Eerlijk gezegd had ik die niet. Ik sprong ik het diepe. Dat is niet helemaal waar. Ik ontmoette Joop Mulder in de beginjaren van het Over het IJ festival. Hij had inmiddels al meer dan 10 edities van Oerol georganiseerd. Op geweldige wijze kon hij vertellen over de ontwikkeling van 'zijn' festival, de nukken en eisen van makers en het prachtige eiland als podium. Maar ook Joop van den Ende was een voorbeeld voor mij. Ik kocht, als kind, bij hem vuurwerk in het toenmalige feestwinkeltje van zijn zuster op de Oostzanerdijk. De wijze waarop hij in relatief korte tijd van vuurwerkverkoper tot mecenaat van de kunsten transformeerde inspireerde mij.

De grootste inspirators waren echter mijn ouders. Als amateurspelers in Tuindorp Oostzaan speelden zij jaarlijks in het Zonnehuis en het toenmalige openluchtheater. Maar als kinderen van aan vaders kant streng gereformeerde ouders en aan moeders kant overtuigend communisten heb ik van hen zoveel geleerd over respect, waardering en doorzettingsvermogen. Dat heeft ongetwijfeld bijgedragen aan mijn ambitie en ontwikkeling in de podiumkunsten. En natuurlijk hoop ik dat iets hiervan ook door mij aan mijn zoon is doorgegeven.

Je vraagt je af hoe je eindigt en afscheid neemt na 32 jaar festival. Je neemt geen afscheid. Het festival blijft altijd in je. Het zal terugkomen in jouw dromen, in gesprekken, in ruzies, in het bezoeken van andere festivals en in alles wat je verder gaat doen. Het is een prachtig onderdeel van jouw 'IK'. Je neemt het mee naar jonge makers, het inspireert je om jouw expertise door te geven en misschien een nieuw festival op te richten. En als je in de put zit haal je al die bijzondere momenten naar boven en kijk je met een grote glimlach weer in de spiegel. Het meest bijzondere moment van mijn gehele festival carrière is nog altijd het binnenstromen van het Noorzeekanaal water bij de grote helling in 1994. Dogtroep repeteerde al weken op en bij de helling voor de voorstelling Noordwester Wals. Bijna 24/7 werd er gewerkt, gekookt, gespeeld en muziek gemaakt. Mijn vrouw kookte voor alle gezelschappen en vaak waren wij tot 's nachts te vinden op een toen desolaat NDSM-terrein. Ook op de bewuste avond om 00.00 uur. Dodelijk vermoeid zaten wij met een aantal medewerkers op een grote lege tribune. Opeens een enorme schreeuw. Het was gelukt, het water vanuit het IJ kon naar binnen. Duizenden liters water stroomden het speelveld in. Opeens hoorden wij van achteren zachtjes aanzwellende muziek. De aanwezigenmakers van Dogtroep hadden snel hun instrumenten gepakt en speelden voor een handvol mensen de mooiste compositie bij het daverend geraas van het water. En de tranen stroomden over onze wangen.

En dat neem ik mee, hou ik vast en beroerde mij bij het nieuws van het einde van het Over het IJ festival. De zilte zoute tranen van al die mooie momenten, van de inzet en passie van mijn opvolgers, van alle medewerkers en vrijwilligers en de creatieve drift van eerst oude makers en de laatste jaren steeds jongere makers. Ik opende het 'boek', jij doet het dicht. En als we elkaar weer zien doen we hem even open en wetenmduizenden mensen wat in dat boek staat geschreven. En we glimlachen!

Lieve groet,

Henk