Ditmaal bevragen Bregt van Deursen (artistiek coördinator contextprogrammering) en Stan Frijsinger van Collectief Walden elkaar over EILAND van Collectief Walden. Een drijvend eiland in de Golfbreker in het IJ dat bestaat uit twee programma’s:

1. OVERVAREN, een individuele publiekservaring ’s middags

2. OVER HET EIND, een talkshow waarin Collectief Walden en Over het IJ elke avond in gesprek gaan met makers van het festival en inspirerende gasten over hoe de laatste 250 jaar van Amsterdam (die bijna ingaan) eruit moeten komen te zien.

LEGENDA: Bregt, Stan

[...]

Oké… Wat zei ik als laatste? Oh ja, dat jouw onderzoeksvraag anders is dan de mijne. Maar nu weet ik dus niet: wat is jouw onderzoeksvraag eigenlijk?

Nou, … Vanuit Collectief Walden willen wij het hebben over de laatste 250 jaar van Amsterdam. Op een gegeven moment hadden we het erover wat dramaturgisch nou het grote punt is van OVERVAREN, van de individuele ervaring die je overdag op EILAND kunt meemaken. En het antwoord daarop was niet: we hebben een antwoord op hoe het einde af te wenden. Het was ook niet op hoe we ons over het einde moeten voelen. Het antwoord was: nu weet je het. Nu kun je het níet meer niet weten.

Dat Amsterdam vergaat.

Amsterdam gáát overstromen. Binnen nu en 250 jaar is dit er allemaal niet meer.

Ja… Maar wat is dan je onderzoeksvraag?

De onderzoeksvraag in OVER HET EIND, de avondshow, is denk ik: je weet dit nu, en dan? Wat moeten we met het feit dat we nog maar 250 jaren Amsterdam zijn? Hoe gaan we die vormgeven?

Wat heb je nodig om die onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden?

Ik denk dat dat ook een beetje is waar de experts en de… De theatermakers normale mensen noemen is vréselijk!

De externe experts en de interne experts.

Laten we ze zo noemen, ja. De makers op het festival hebben misschien niet specifiek over de laatste 250 jaar van Amsterdam nagedacht, maar wel over wat het betekent om mens te zijn.

Dus eigenlijk heb je om je onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, die makers nodig?

Je hebt die theatermakers nodig, maar ook experts die ons kunnen vertellen welke planten het goed gaan doen in zout water.

Kan het ook zijn dat je geen antwoord krijgt? Want je legt eigenlijk veel macht bij de gesprekken en de mensen die je uitnodigt. Kan het zijn dat het dan mislukt?

Ik kan me niet voorstellen dat het lukt.

Nee?

Ik kan me niet voorstellen dat we tien avonden gaan praten over de laatste 250 jaar Amsterdam en dat we dan aan het einde kunnen zeggen: oh dus dit is de routekaart. Over 10 jaar moeten we hierin investeren. En dan is het belangrijk dat we rond 2150 een beetje gaan nadenken over dit en dit plantje, en ondertussen lijkt ons dit overheidsprogramma wel goed om nog een beetje liefde te voelen in barre tijden.

Dus eigenlijk mislukt het sowieso.

Het mislukt, maar het gaat ons wel iets brengen. Uiteindelijk gaat dit niet alleen over Amsterdam over 250 jaar. Het gaat ook over Amsterdam nu. En Amsterdammers nu.

En mensen nu. En is voor jou het moeilijkste, de uitdaging in dit programma maken?

Ik denk dat ik de meeste opluchting voelde toen we de dramaturgische lijn hadden. Toen we het idee hadden om elke dag 25 jaar vooruit te springen en daarna ook erachter kwamen wie dan wanneer zouden passen. En dat het lukte.

Dat het samen ging vallen.

Dat de theatermakers samen gingen vallen met de mensen die we wilden spreken van buiten het festival, met de jaartallen en Amsterdam, en EILAND, ja.

Ja dat was voor mij – oh moet ik nu ook al over mijzelf beginnen?

Ja juist.

Ja hè? Nou. Dat was voor mij ook. Eigenlijk heb ik veel meer als onderzoeksvraag: hoe verbind je een festivalprogrammering? Hoe verbind je verschillende onderdelen en onderwerpen, die allemaal op kleine afstand van elkaar gespeeld worden, op zo’n manier dat die samen iets met elkaar van doen krijgen? En ook met de plek, en met het moment.

Die laatste 250 jaar Amsterdam is een soort snelkookpan voor alles wat leeft. Daardoor gaan dingen sneller gebeuren, denk ik. Dus toen we die dramaturgie hadden dacht ik: het klopt ook echt dat we het op dit festival met deze makers maken. Dat was heel fijn.

En dat is zo omdat we heel erg vanuit de makers hebben gedacht, maar ook heel erg vanuit EILAND. Dat was mijn allergrootste doel en dat vond ik het allerspannendst: of het niet gekunsteld zou worden om die twee dingen samen te brengen. En dat vind ik niet uiteindelijk.

Was je daar het meest bang voor?

Ja. Ik was het bangst dat er een soort inhoud zou bestaan waar ik zelf geen vat op zou krijgen en dat ik daar makers aan zou gaan koppelen. Dat ik moest koppelen in plaats van dat er ook vanuit makers en thematieken gedacht zou kunnen worden. Dat het niet samen zou vallen.

Buiten dat ik de thematiek gewoon heel eng vind. Ik ben ook bang voor de uitkomst. Nu vind ik het fijn om zo praktisch te kunnen denken, maar als de gesprekken gevoerd gaan worden… Ik vind het best wel enge gesprekken. Ik vind het helemaal niet leuk om over sterfelijkheid na te denken.

Wat was vanuit jou dan de grootste uitdaging de afgelopen maanden?

Ik denk een werkvorm te vinden met elkaar, om een soort gezamenlijke grond te vinden. Dat vond ik zoeken. Wat willen nou eigenlijk van elkaar? En waarom willen we dit doen? En hebben we dezelfde belangen en dezelfde wensen?

Ik kan me nog herinneren dat Thomas [Lamers, red.] de tweede keer dat we elkaar spraken vroeg: ‘Wat is jullie verborgen agenda?’

En sindsdien, omdat jullie ook je verborgen agenda hebben gedeeld, is er openheid en daardoor konden we samenwerken met onze verschillende agenda’s – want ik denk dat we daadwerkelijk verschillende agenda’s hebben. Dat ik heel erg vanuit de makers denk en jullie vanuit jullie thematiek. Dat heeft uiteindelijk heel erg gewerkt, maar was in het begin echt zoeken.

Ja, zeker. Daarom was de dramaturgie ook zo’n opluchting. Omdat we erachter kwamen dat het klopte.

Ja, en dat je aan de dramaturgie niet meer kunt voelen of dit vanuit de programmering of vanuit de thematiek gedacht. Omdat het echt samenkwam.

En nu mag je erbij zitten en luisteren.

Dat is het allerengst.

En in deze fase, een week voor het festival, is de uitdaging dat het nu ook allemaal praktisch moet kunnen. Dat je ineens met iemand moet schuiven omdat ‘ie niet op de juiste dag kan. Als je het ziet als tien dagen, tien scènes, dan moet je ineens bedenken: kan deze scène ook op dag 3 in plaats van dag 5?

Tot het schema groen gekleurd is en alles bevestigd is. Tot dan blijft het spannend.

Dan scheelt het toch maar dat het sowieso gaat mislukken.