Het is ongeveer zes uur. Ik sta naast een blauwe, wapperende vlag met het Over het IJ- logo, voor een vaalrode, gesloten garagepoort. Daarachter speelt vanavond Firma Draak. Vanmiddag opende artistiek directeur Simone Hogendijk het festival. In haar openingswoord liet ze weten nog haast niet te kunnen geloven dat het festival plaatsvindt. Het is een zonnige dag. Er hangt een specifieke geur. Waarschijnlijk hoort deze geur bij de NDSM-werf, misschien bij het water, maar voor mij kenmerkt de geur vooral een periode: die van dit festival. Ik kijk om me heen. Even verderop zit een man in zijn eentje op een muurtje, het ziet eruit alsof hij wacht. Ik loop op hem af en vraag of hij misschien ook naar de voorstelling gaat. De man weet niet waar ik het over heb, hij wacht op een vriend. Ze gaan uiteten in het naastgelegen restaurant. De vriend arriveert en ik blijf alleen achter. Bij iedere volgende persoon, maak ik de afweging: restaurant- of theaterbezoeker? Van sommigen weet ik het zeker, dat ze het niet zijn - theaterbezoeker. Één voorbijganger wijst naar mijn notitieboek en vraagt: “Gedichten of aantekeningen?” Het is inmiddels twintig over zes, de tafels van het restaurant zijn vrijwel allemaal volzet. Ik vraag me af waar de bezoekers van M.O.E. blijven. Dan kijk ik op mijn ticket. 19:30. Zij zijn niet laat, ik ben zeer vroeg.
Het is 19:07. Een nieuwe poging. Onder de vlag staan inmiddels twee Over het IJ- medewerkers, (goed) te herkennen aan hun blauwe T-shirts met het rode logo. Een jonge vrouw komt aangelopen, in versnelde pas. - We zouden even oud kunnen zijn. - Zodra ze de vlag ziet, zoekt ze een plekje op een stoeprand in de zon, tegenover de garagepoort. Ze ziet er zomers uit. Ik vraag of ik naast haar mag gaan zitten.
Ze vertelt dat ze komt voor Nick (Bos, één van de makers van het collectief Firma Draak), als supporter, dat hij de vriend is van haar nicht. Haar eigen vriend is er niet bij vanavond, omdat zijn oma plotseling op sterven ligt. Zelf is ze ook ‘niet helemaal hier’. Ze weet al dat ze straks na de voorstelling snel door moet. Dan gaat ze op haar racefiets naar het ziekenhuis in Haarlem, om daar een steun te kunnen zijn voor haar schoonfamilie.
We zijn nog steeds de enige bezoekers, Lotte en ik. Lotte zegt dat ze altijd vroeg is. Ze haat het om te laat komen en vond zelf eigenlijk dat ze al wat laat was. Van de voorstelling weet Lotte alleen nog dat het ‘over klimaatverandering’ gaat. Dat houdt haar ook veel bezig, het liefst gaat ze overal heen met de fiets. In het theater geraakt ze niet vaak, ze weet nooit zo goed waarnaartoe. Liever gaat ze, zoals nu, op uitnodiging van Nick. Één misschien twee keer eerder heeft ze een voorstelling van zijn collectief Firma Draak gezien. Ze heeft een beeld in haar hoofd van ‘poppen’.
Het is 19:22. Een vrijwilliger van Over het IJ (donkerblauw T-shirt, ook een logo) vraagt ons om onze gezondheidscheck. Lotte heeft de hare al gedaan, maar kan hem niet meer terugvinden in haar telefoon. Ze staat op om opnieuw de QR-code te scannen op het bord naast de blauwe vlag.
Aan de ingang tonen we onze groene telefoonschermen met de opgestoken duim. De stoelen staan opgesteld in groepjes van twee. Het voelt al vanzelfsprekend, toch vraag ik Lotte opnieuw of ik naast haar mag gaan zitten. De grens tussen afstand en nabijheid is geen vanzelfsprekende, meer. ‘Natuurlijk’, zegt ze.
Het wordt donker.
- We zien Missie Operatie Expeditie (M.O.E.) -
Het is half negen. Het licht is anders. De zon lager aan de hemel. Ik loop naast Lotte over de werf naar haar fiets. We slenteren. Ze voelt zich ‘beter’, zegt ze. Hoe beter? vraag ik. “Lichter. Ook door het lachen misschien.”
We staan in de fietsenstalling voor de ingang van het festivalhart, naast een blauwe racefiets. Ik wil haar niet langer ophouden. Zij zegt dat die vijf minuten nu ook niet meer uitmaken, ‘het is zoals het is.’
Als ik haar de hoek om zie gaan, op haar blauwe racefiets, weet ik zeker dat ze op tijd zal komen. Zelfs als het te laat is.