In jouw nieuwe voorstelling creëer je een atmosferisch post-apocalyptisch landschap waarin de personages opnieuw hun plek aan het zoeken zijn. Kan je vertellen waar dit beeld vandaan komt en waarom je hier een voorstelling over wil maken?
Het vinden van een thuis en die post-apocalyptische sfeer is iets dat gaandeweg steeds weer in verschillende vormen terugkwam in het werk dat ik maakte. Op de mime-academie maakte ik in het tweede jaar een voorstelling die Fotoromanza/ heette. Het was een hele simpele, haast ijle voorstelling waarin heel rustig bewegingen werden uitgevoerd en een vrij simpele tekst werd opgevoerd.

Waar vanuit een compleet witte wereld met niets erin een plek wordt opgebouwd, een plek ergens tussen een landschap en een lichaam in, een plek met meerdere horizonnen, een plek die anders werkt dan de werkelijke wereld. Tijdens het maken van deze voorstelling kwam ik erachter dat ik een wereld wilde maken die bij mij past en werkt op een manier waardoor ik niet het gevoel krijg een vreemdeling te zijn. Dit werkte heel troostend, maar ik had daar wel een soort wit canvas voor nodig om op te beginnen te tekenen.

Daarna kwam dit gevoel van een thuis willen bouwen in een voorstelling vaker en vaker terug. Ik wilde me herkennen in de wereld die voor mij aan het ontstaan was, hoe vreemd die ook is, of hoe erg die ook verschilt van de ‘werkelijke’ wereld. Ik wilde me thuis voelen in dat wat ik maakte, met het vertrouwen dat als ik er een thuis in vond dat het dan ook een thuis kan zijn voor anderen.

Ik probeerde in de dingen om me heen het gevoel van troost en thuiskomen op te sporen. Gek genoeg kwam dit vaak voor bij verhalen en beelden van verval. Zo was er het verhaal van Mark Haddon - The pier falls - waarin hij minutieus opschrijft hoe een pier (zoals die in Scheveningen) instort door een moer die losschiet. Ondanks de gruwelijkheid, heeft dit bijna een kalmerende werking op mij. Ik stel me bij dat verhaal altijd voor hoe na de pier ook de rest losscheurt, het strandpaviljoen, de boulevard, de fast-food-restaurants, de stad… Daar ben ik meer in gaan zoeken.

Er zit iets heel queers in verval en in de ruïnes die daarna ontstaan omdat de orde zoals we het kennen erin wegvalt. Daarbij denk ik bijvoorbeeld ook aan de film Gummo, waarin een enorme tornado huizen verwoest, er veel doden vallen en overal zwerfkatten rondlopen. De wereld zoals die werkte is kapotgegaan, waardoor er een marginale community ontstaat die in onze ogen vreemd is, maar voor hun nou eenmaal werkt, omdat hun wereld is opgegeven. Hun wereld is in zijn marginaliteit opgegeven, maar wordt daardoor niet meer vergeleken met hoe de rest van de wereld werkt. Waarden en normen worden niet meer vergeleken met een groter cultureel plaatje en zijn daardoor voor die subcultuur op maat gemaakt. Het is bijna een leeg wit canvas om onze wereld opnieuw op te beginnen te tekenen die past bij wat er nu nodig is.

Ik gebruik het verval als canvas, om de kaarten opnieuw te schudden en daarin een thuis te vinden.

Kan je vertellen hoe je te werk gaat tijdens het onderzoek en wat hoop je te presenteren tijdens het festival?
Tijdens het maken werk ik op een manier waarbij ik van tevoren niet veel weet. Er zijn wel een paar sferen die ik wil kunnen voelen. Op dit moment wil ik een volgende stap zetten in de sferen van verval en troost. Tegelijkertijd is er een onbedwingbare behoefte om iets met een subtropisch zwemparadijs te doen. Dat is - samen met mijn obsessie voor YouTubefilmpjes van waterglijbanen - iets waar ik steeds weer bij terugkom. Waarom weet ik niet precies. Misschien omdat het een hyper-geconstrueerde poging is om het paradijs te evenaren? Misschien omdat waterglijbanen een ultieme uitkomst zijn van het menselijke verlangen om je eindelijk voor één moment gewoon eens door alles heen te glijden, zonder iets te hoeven doen? Misschien is het wel gewoon dat mensen in badkleding bloedmooi zijn, ook als ze niet per se knap zijn, maar op een naakte manier die me doet denken aan Rineke Dijkstra beachportraits. Ik weet het niet en dat wil ik uitzoeken.

In een residentie op Over het IJ schreef ik het begin van een verhaal over een vervallen zwembad waar, uit het verval, een nieuwe wereld ontstaat. Ook maakte ik met muzikant/maker Timon Persoon een post-apocalyptisch popconcert. Voor de rest heb ik veel aantekeningen over een physical lullaby; bewegingen die bij het zien voelen alsof je jezelf al neuriënd kalmeert op een landschap dat langzaam verbrokkelt. In het maakproces wil ik deze stappen verderzetten.

Wat betekent het voor jou om in het Nieuwe Makersprogramma te zitten bij Over het IJ Festival?
Over het IJ is een ontzettend warme plek die me helpt uit te zoeken wat het is om een maker te zijn en hoe ik mezelf als maker kan organiseren. Zo heb ik tegelijkertijd met maakprocessen ook gesprekken over hoe we het makerschap nu moeten denken en inrichten. Hoe doe je dat op gezonde een manier, zonder dat je ambities en werkdruk je niet overspoelen? Het Nieuwe Makersprogramma betekent verbinding met het team van Over het IJ die me leren aanvragen schrijven, helpen denken over de toekomst en me ondersteunen met ruimte, tijd en begeleiding om te kunnen maken wat ik echt wil maken.

 swimming studies (the other everything) is te bezoeken met het IJbewijs: de dagpas voor de Nieuwe Makers voorstellingen.